donderdag 20 februari 2014

Zandwolk

Woest graaf ik gaten
schep het zand
omhoog
omhoog

Iemand wijst en roept
kijk het zand
zweeft hoog
zó hoog

Zandwolk in zonlicht
valt het zand
omhoog
droomhoog

Toen werd ik wakker
En het zand
vervloog
vervloog

donderdag 6 februari 2014

Minnaar

Hier is de stad een sprookje
Huizen klein verkleurd gescheurd
Verborgen tuinen vol bespiede stilte
En reuzenbomen lekken altijd zomeravondlicht
De geuren de straat en geroezemoes
Daar de lampjes, de bar, dat ben jij

Koester een eeuwig verlangen
Naar het stilstaan van de tijd
Hier is de stad die nooit verandert
Vastklampt aan dromen van tijdloosheid
En in het hart komen we samen
De glazen, de tafels, dat ben jij

In de roes wordt botsing draaikolk
ontbrandt betovering zonder maar
Van Noorderzon tot wankel kaarslicht
Ouwe Kijk, nieuwe kerk en wijze raad
Daar de warmte, de nacht, dat ben jij
De Minnaar van de Rozenstraat

maandag 3 februari 2014

Toekomstdroom

Vannacht had ik een fijne droom. Ik was buiten de stad in een gebied met veel weilanden en bos. Slochteren dacht ik, al was er niets dat ik herkende, maar het voelde als Slochteren, de woonplaats van mijn schoonouders.


Veel weilanden stonden onder water, metersdiep, en over het water heen waren drijvende paden aangelegd van houten vlonders. Soms was het water troebel, maar waar ik stond was het zo helder, dat ik de bodem kon zien. Mensen sprongen in het water en doken naar kleine voorwerpen die glinsterden in de modder.

Het was aangenaam warm, zomers warm, maar niet heet. Bedwarm natuurlijk. Iedereen liep in een korte broek. Ik voelde de zon op mijn huid. Ook het water was als een warm bad.

Een fietser reed over de vlonders maar verloor haar evenwicht en viel in het water. Ze bleef lang onder, maar ik maakte me geen zorgen. Ze kwam proestend weer boven en had lang donker haar, dat nu nat tegen haar hoofd en schouders plakte. Ze lachte en had donkere ogen. Ik kende haar niet. De fiets zag ik liggen op de bodem. Die konden we zo opduiken.

Het was een droom die heerlijk bleef hangen toen ik wakker was. Een zomeravondroes vroeg op een maandagmorgen in februari. En dan weet ik het. Het was een profetische droom. Niet het winnen van het gas uit de grond onder Slochteren, dat de aarde doet beven, maar het verbranden ervan vormt de grootste bedreiging. De aarde zal opwarmen, het ijs smelten en de dijken zullen doorbreken. En ook Slochteren zal onder water lopen.

Maar in de zomer is het er heerlijk vertoeven.

Euforie

doe je mee vecht je mee voel je het stromen door en door wat je bent wat je wordt hoe je alles alles ziet oe en dat het wordt het ...